Vroeger, ik spreek nu minstens van 50 jaar terug, noemde je onderwijs-gevenden op de lager school onderwijzers, die op de middelbare school leraren of soms docenten op ‘kakscholen’ zoals gymnasiums en hoogleraren de onderwijzers op de universiteiten. Op de lagere en middelbare school had je leerlingen en wie aan de universiteit leerde heette student. Onderscheid moet er zijn.
Die termen zijn stevig aan het schuiven geslagen. Toen de kweekschool een pedagogische academie werd, zonder dat dat het ‘product’ ten goede kwam, gingen onderwijzers zich ook leraren noemen en de leraren op de middelbare school heetten vaker docenten. De hoogleraar bleef nog even, tot de verengelsing daar toesloeg en hoogleraren professoren werden. Tot dan toe was professor (wat ook leraar betekent) in Nederland een (onbeschermde) aanspreektitel en geen beroep. In de VPRO-gids las ik zelfs dat een voormalige correspondent/journalist tegenwoordig docent op het basisonderwijs is geworden.
Op een hts was je nog een leerling. Het begrip voor student was uitsluitend gereserveerd voor mensen die een universitaire opleiding volgden. Tegenwoordig heet iedereen die leert, zeker vanaf de lagere, pardon, basisschool student.
Ik ben benieuwd hoe deze toeëigening van hoger geachte beroepsnamen voortgaat. We hebben matuurlijk altijd nog de mogelijkheid die termen te verengelsen zoals in de rest van de (bedrijfs)wereld is gebeurd.
Opemerkelijk ook is dat in het hele onderwijsbouwwerk in Nederland de term ‘lagere’ is verdwenen. Cals had in zijn mammoetwet het hele middelbare onderwijs nog netjes opgedeeld in lager, middelbaar en hoger. Lager is geschrapt. Dat kun je natuurlijk ook niet hebben in een maatschappij die vindt dat ze ‘hogeropgeleid’ dient te zijn. Dan waardeer je alles gewoon wat op/schrapt het lage. Wie had het over devaluering?