Nieuwe woorden kun je in het Nederlands makkelijk maken door en dingen aan vast te plakken. Dat is vrij makkelijk: huis, woonhuis, woonhuisinrichting. Het intrigerendste in de woordvorming vond ik echter de voor- en achtervoegsels die iets met dat woord doen. Ik heb wel eens geprobeerd daar een lijstje van te maken met de betekenisverandering die die voegsels de ‘stam’ doen ondergaan.
Van Dale zegt er het een en ander over, maar om nou te zeggen dat ik daar veel wijzer van word. Bij be- staat bijvoorbeeld: 901-1000 gereduceerde vorm van bij
voorvoegsel waarmee onscheidbare overg. ww. worden gevormd
1 als voorvoegsel in van onoverg. ww. afgeleide overg. ww. ter aanduiding dat de door het grondwoord genoemde handeling op de door het voorwerp genoemde zaak gericht is
begieten, begluren, beluisteren, berijden, bespringen, bewenen, bezingen, bezwendelen
1 a als voorvoegsel in van onoverg. ww. afgeleide overg. ww. met een niet systematisch aan te geven betekenisaspect
bedelven, behoren, benemen, besluiten, bestaan, bevallen, bezoeken
2 als voorvoegsel in van zn. afgeleide overg. ww. die betekenen: voorzien van het in het grondwoord genoemde
bebossen, bedijken, beletteren, beplanten
3 als voorvoegsel in van bn. afgeleide overg. ww. die betekenen: in de door het grondwoord genoemde toestand brengen
beangstigen, bekrachtigen, bemoeilijken, benatten, beschuldigen, bevreemden, bevrijden, bezatten
Heel handzaam, maar hoe zit het dan met beslissen? Bij -lijk als achtervoegsel is het nog erger. Daar staan wel negen verschillende betekenissen (of eigenlijk veranderingen van). Dat ‘lijk’ schijnt trouwens van lijk (=lichaam) afkomstig te zijn. Bij ver- is het weer erger. -ig leek makkelijk, maar dat blijkt toch niet helemaal waar, want ook daar hebben we vijf onderscheiden betekenisveranderingen. Er zijn er meer: -zaam, -achtig (waarschijnlijk overeenkomstig -ig) en bedenk er nog maar een paar.
Dan heb je natuurlijk de voorzetsels nog. Die lijken makkelijker te duiden, maar ook daar zie je ‘problemen’. Neem nou ‘op’. Wat doet een op-voorvoegsel met de stam? Merken/opmerken, halen/ophalen, brengen/opbrengen, laten/oplaten. Soms betekent dat voorvoegsel omhoog, maar hoe breng ik merken naar boven? Kortom, wij (althans ik=as) komen hier niet uit…. Als je ideeën hebt hoe dit aangepakt kan worden, zonder uit te dijen tot een tractaat van boekomvang, houd ik me aanbevolen.
as